dinsdag 17 juli 2012

Lokale politiek en wethouders

In Nederland bestaat sinds 2002 dualisme. Dit betekent dat bij gemeenten de wethouders binnen het college van burgemeester en wethouders geen deel meer uitmaken van de gemeenteraad. Voor die tijd stemden wethouders in de gemeenteraad mee over hun eigen voorstellen. Sinds 7 maart 2002 heeft de raad drie belangrijke taken: de kaders van het te voeren beleid vaststellen en het college controleren op de dagelijkse uitvoering daarvan enerzijds en het volksvertegenwoordigerschap anderzijds.
Enige spanning tussen raad en college is mogelijk, omdat de kaders van de raad niet over alle onderwerpen gaan die zich aandienen en er verschillen van inzicht kunnen ontstaan over de uitleg van het coalitieprogramma. Daarnaast houdt de wethouder altijd een zekere mate van vrijheid van handelen. Daarom is het belangrijk dat een wethouder zelf ook iets wil. Hij is niet alleen maar een uitvoeringsmachine. Echter, wat hij wil voor de stad moet passen binnen de opvattingen van de meerderheid in de raad en liefst draagvlak hebben bij de raadsleden van zijn partij anders krijgt de wethouder op zijn falie. Sinds de invoering van het dualisme beëindigen meer wethouders voortijdig hun functie.
Is dat erg? Het is zeker vervelend voor de continuïteit van beleid. Wanneer wethouders vertrekken heeft de opvolger altijd weer een inwerkperiode nodig en daar heeft zijn politieke achterban, maar eigenlijk de hele gemeente, geen voordeel bij.
De duur van het beroep of de roeping van de wethouder is afhankelijk van het draagvlak bij de raad. Als in die relatie een blijvende stoornis optreedt, kan het bij elk incident zomaar zijn afgelopen. Immers, raadsleden zijn voor vier jaar gekozen, maar wethouders door de raad benoemd en dat hoeft niet per se vier jaar stand te houden.
Zoals in een eerdere blog geschreven: politiek is een proces waarbij doorlopend gezocht wordt naar evenwicht tussen partijen.

Rob van Doorn